Vluchtelingen, backpackers, forenzen: bewegingsstromen domineren de sociale geschiedenis en de maatschappelijke actualiteit. Jonge Historici staat de komende weken stil bij het thema ‘Over de grens’, verplaatsingsverhalen in al hun gedaantes en facetten. Vandaag: Wiel Jacops over de geschiedenis van de Molukkers, die in Nederland in ballingschap traden.
Op dinsdag 2 december 1975 slaakten zeven Molukse jongeren een oorverdovende wanhoopskreet die het slapende geweten van Nederland met harde hand moest wakker schudden. In het Drentse Wijster kaapten zij twaalf dagen lang een trein, waarbij de conducteur en twee passagiers omkwamen. Dit was het begin van een kortstondige, turbulente periode van Moluks terreur. De terroristen waren de stem van een woedende gemeenschap die zich niet thuis voelde binnen de Indonesische grenzen en niet kon aarden binnen de Nederlandse grenzen. Deze woede kwam – en komt in zekere mate nog steeds – voort uit een samenspel van historische gebeurtenissen tussen de Molukkers, Indonesiërs en Nederlanders. Gebeurtenissen die de Molukkers er toe dwongen om in ballingschap te treden over de grens in Nederland: de vriend die de vijand werd.
Reeds lange tijd hadden de Molukkers nauwe banden met de Nederlandse kolonisator. Dat begon in de zeventiende eeuw, toen zij zich er pijnlijk van bewust werden dat rijkdom van de één, de vloek van de ander kan betekenen. De vroegkapitalistische Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) maakte zich hardhandig meester over de Molukse eilanden, de enige plekken ter wereld waar kruidnagel en nootmuskaat groeiden. De Zuid-Molukkers werden al gauw erg afhankelijk van de economische perspectieven die de VOC te bieden had. Zij namen de verbouwing van kruidnagel en nootmuskaat voor hun rekening, waardoor de contacten tussen de Nederlanders en de Molukkers intensiever waren dan die met andere Indonesiërs. Dit is bijvoorbeeld terug te zien in het feit dat de Molukken de enige eilanden waren die succesvol bekeerd werden door calvinistische missionarissen.
Dit dreef een wig tussen de Molukkers en Indonesiërs, die vergroot werd toen de VOC in 1799 ineenstortte. De VOC nam de Molukse economische kansen mee in het graf, waardoor de Zuid-Molukse bevolking haar bestaansgarantie verloor. De vindingrijke Molukkers stonden echter bekend als meedogenloze krijgers en waren daardoor welkome versterkingen in het Nederlandse koloniale leger. In de ogen van de andere Indonesiërs betekende dit landverraad, waardoor de Zuid-Molukse eilanden – in het bijzonder Ambon – zich verder en verder vervreemd zagen van de andere eilanden.
Nadat het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) in 1942 de strijd tegen de Japanse bezetter verloor, kwam het ondergronds verzet in Nederlands-Indië vooral vanuit Molukse hoek. Dit verzet zette zich voort tegen de nieuwe ‘bezetter’ van Nederlands-Indië na de Japanse capitulatie, namelijk het Indonesische nationale leger onder Soekarno. De Molukse troepen overbrugden de periode tussen de capitulatie en de heroprichting van het KNIL.
De politionele acties (1945-1949) die het KNIL ondernam tegen de Indonesische onafhankelijkheidsbeweging konden niet opboksen tegen de internationale politieke druk van voornamelijk de Verenigde Staten. Dit dwong de Nederlandse regering aan de onderhandelingstafel met de Indonesiërs. Aangezien de Molukkers en Nederlanders samen gestreden hadden, rekenden de Molukkers op enige garantie van autonomie. Met de rondetafelconferentie in 1949 garandeerde Nederland de Indonesische onafhankelijkheid op voorwaarde dat de nieuwe staat een federatie van vijf autonome deelstaten werd. Daarbij kregen de Molukken het wettelijke recht om uit de federatie te treden als zij dat noodzakelijk achtten.
Deze belofte bleek echter een lege huls en binnen een jaar riep Soekarno de Indonesische eenheidsstaat uit. Als protestantse minderheid in een islamitisch land, die ook nog eens had meegestreden met de voormalige kolonisator, voelden de Molukkers zich bedreigd. De Zuid-Molukken riepen daarom op 25 april 1950 de onafhankelijkheid uit van de Republik Maluku Selatan (RMS). Zij rekenden op Nederlandse steun om de hen gegarandeerde zelfbeschikking te waarborgen. Zo zei de eerste president van de RMS, Chris Soumokil: ‘Naast de wettige gronden waarop de proclamatie was gebaseerd, was er bij iedere rechtgeaarde Ambonees de stille overtuiging, dat de Nederlandse regering haar bondgenoot niet alleen zou laten.’
De internationale druk weerhield Nederland er echter van om haar oude bondgenoot te hulp te schieten. In tegendeel, na de invasie van Ambon brak er een guerrilla-oorlog uit tussen Indonesië en de RMS. Om drieduizend resterende Molukse militairen te weerhouden van het voortzetten van de strijd, besloot Nederland onder internationale druk om deze KNIL-soldaten met hun gezinnen naar Nederland te brengen. Nederland beloofde binnen zes maanden een akkoord te sluiten met Indonesië om de strijd tegen de RMS te staken, zodat de Molukkers konden terugkeren naar hun thuisland.
De rest is geschiedenis. Nederland, dat tot de politieke marginaliteit was veroordeeld, kon niets betekenen voor de Molukse gemeenschap in ballingschap. De belofte bleef echter van kracht, waardoor de Molukkers lange tijd vervreemd bleven van de Nederlanders. Zij waren Indonesiër noch Nederlander. Na de executie van Soumokil door het autoritaire regime van Soeharto, vluchtte ook de RMS-regering naar Nederland. Het uitblijven van Nederlandse hulp voor de Molukse kwestie leidde tot protest en geweld vanuit de Molukse jongeren, uitmondend in de terroristische acties.
Inmiddels heeft de Molukse gemeenschap de hoop op een snelle terugkeer naar de RMS laten varen. Desalniettemin vecht een nieuwe generatie geschoolde Molukse jongeren nog steeds voor erkenning van de RMS via het Internationaal Gerechtshof in Den Haag. Zij hebben geaccepteerd dat de pen scherper is dan het zwaard. Het is echter nog maar de vraag of de moeizame relatie tussen Nederland en de Molukkers ooit kan terugkeren naar de periode van vriendschap. De Nederlandse schepen die de KNIL-militairen naar Nederland vervoerden brachten hen aan het einde van de reis niet van schip naar wal, maar lieten hen daar midden tussenin vallen.
Wiel Jacops is 21 jaar oud en studeert Internationale Betrekkingen in historisch perspectief aan de Universiteit van Utrecht. Hij heeft de bachelor geschiedenis afgerond aan diezelfde universiteit. Zijn interesse gaat uit naar de Nederlandse koloniale geschiedenis en de invloed daarvan op het heden. Hij richt zich in het bijzonder op Zuid-Afrika.