Een ongelukkige ambtenaar en de vervolging van sodomie in laatmiddeleeuws Holland (1440-1495)
Samenvatting
In de middeleeuwen omschreef men seksuele relaties tussen personen van hetzelfde geslacht als sodomie. Het werd gezien als een crimen nefandum, een misdaad zo vreselijk dat er niet over gesproken moest worden. Sodomie was een zonde ‘tegen de natuur’ en verbrak de relatie met God. De term sodomie was ontleend aan het Bijbelse verhaal van Sodom en Gomorra, twee steden uit het Oude Testament die vanwege de zondige levensstijl van hun bewoners door God waren veranderd in rokende hopen as. De kerkvaders, middeleeuwse theologen en juristen waren eenduidig in hun veroordeling van sodomie. Het bedreigde de goddelijke orde op aarde en het tolereren betekende dat de samenleving afkoerste op desastreus maatschappelijk verval en ellende. Het bestrijden van sodomie was daarom een zaak van het groots mogelijke belang.
Een blik in Hollandse juridische archieven maakt snel duidelijk dat de vurigheid van theologen nauwelijks overeenkwam met de dagelijkse realiteit. In vergelijking met andere delen van laatmiddeleeuws Europa is het aantal sodomiezaken relatief klein, waaruit volgt dat sodomie in de regel werd getolereerd. Historici hebben allerlei redenen aangedragen om deze tolerantie te verklaren. Zo ontbrak het de autoriteiten aan de machtsmiddelen om een actief beleid te voeren, was de relatief hoogopgeleide bevolking meer begripvol en waren de autoriteiten meer gefocust op het bewaren van de rust in hun gebieden. Maar waar lag de grens van deze tolerantie? Om dit uit te vinden, bekijkt deze scriptie de val en ondergang van de voormalige landsheerlijke ambtenaar Philips Saey (1440-1495), die in het najaar van 1495 op de brandstapel belandde wegens sodomie.
Zijn gewelddadige dood aan een staak in het Haagse Bos was een opmerkelijk einde van een leven dat veelbelovend was begonnen. Philips Saey kwam rond 1440 ter wereld in een welvarend gezin, dat goed geworteld was in de politieke elite van het graafschap Holland. Philips’ vader, Bangaert Saey, had een succesvolle ambtelijke carrière opgebouwd en vertegenwoordigde de hertog in rechtszaken als procureur-generaal. Philips’ moeder was een rijke Haarlemse erfdochter wiens bruidsschat het vermogen van Bangaert aanzienlijk had vergroot met hofstedes en stukken grond. Na de dood van zijn vader erfde Philips de bezittingen van zijn ouders, kocht een huis in Den Haag en verkeerde als secretaris van verschillende hoge edelen in de hoogste sociale kringen van het graafschap.
Aan de hand van een uitgebreid financiëel verslag van Philips’ bezittingen, zijn laatste testament en juridische archiefstukken reconstrueert deze scriptie de laatste jaren van zijn leven om te onderzoeken waarom hij voor de rechtbank verscheen. De bronnen tonen een man in financiële moeilijkheden, die bovendien in de laatste jaren van zijn leven machtige vijanden had gemaakt. Hebben zijn politieke vijanden hem aangeleverd bij de autoriteiten of waren zijn schuldeisers het wachten op hun geld zat? Philips’ verhaal toont dat de grens van tolerantie in laatmiddeleeuws Holland zeer flexibel was en kon veranderen aan de hand van iemands financiële en politieke positie.
Geïnteresseerd geraakt en wil je meer lezen? De volledige scriptie is hier op deze pagina te lezen.
Bron afbeelding header: ‘The burning of the knight Richard Puller von Hohenburg with his servant before the walls of Zürich, for sodomy’ uit 1482. Bron: Diebold Schilling, Chronik der Burgunderkriege, Schweizer Bilderchronik, Band 3, um 1483 (Zürich, Zentralbibliothek). Via Wikimedia Commons.
Julius van der Poel (24) studeerde Russisch en geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Momenteel volgt hij de onderzoeksmaster middeleeuwse en vroegmoderne geschiedenis aan dezelfde universiteit. Hij is in het bijzonder geïnteresseerd in de geschiedenis van Rusland en Oost-Europa, microgeschiedenis en de dagelijkse praktijk van het middeleeuwse politiek en bestuur. Naast zijn studie was hij lang als redacteur actief bij Skript Historisch Tijdschrift en liep hij stage op de Nederlandse ambassade in Tallinn voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken.