Toen ik met mijn studie geschiedenis begon werd het belang van het archief ons meteen duidelijk gemaakt. Docenten raadden ons aan om ‘gewoon’ eens een archief binnen te lopen en een ‘historische sensatie’ mee te maken, wat ik nogal zweverig vond klinken, of zelfs onze studie op de archieven aan te passen en bijvoorbeeld een vak te kiezen dat ons zou helpen met het interpreteren van bronnen. Ik begreep niet goed waarom de archieven de hemel in werden geprezen, tot ik zelf in het archief terecht kwam.
Angst voor archieven
Naar het archief gaan is voor mij letterlijk en figuurlijk een flinke stap. Om bij een archief in de buurt te komen moet ik, vanuit het dorp waar ik woon, een aardig stuk reizen. Daarbij, waarom zou je dit doen als veel archieven hun bronnen op internet hebben staan? Ook is het bijna intimiderend om een archief binnen te stappen; helemaal als eerstejaarsstudent krijg je bijna het gevoel dat je er niet thuishoort, wanneer je ‘echte’ historici om je heen ziet, druk in de weer met hun bronnen. Ik was als de dood een bron te beschadigen. Daarnaast volgde ik geen vak in paleografie en waren veel bronnen lastig te ontcijferen. Toen ik voor een onderzoek naar Wilhelmina van Pruisen een primaire bron wilde gebruiken, kwam ik er al snel achter dat ik de meeste teksten niet zou kunnen lezen. Voordat ik het wist had ik op internet meerdere bronnen mét vertaling gevonden. Internet was veiliger, je kon er minder snel fouten maken, zo dacht ik.
Tijdreizen
Als verplicht onderdeel van onze studie gingen we met een groep naar de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam. Toen ik om me heen keek werd het stereotypebeeld dat ik van het archief had in eerste instantie bevestigd: overal om me heen waren historici aandachtig bronnen aan het bestuderen met alle gebruiksvoorwerpen die daarbij hoorden. De loden veter, witte handschoenen… hoewel ik dit intimiderend vond, was het tegelijkertijd een reden om me op de bronnen te storten. Als ze zo voorzichtig behandeld moeten worden, zijn deze bronnen vast belangrijk! Op het programma stond ook uitleg over kaarten. Ik ben normaalgesproken niet geïnteresseerd in kaarten en had geen hoge verwachtingen, tot er een stapel Blaeu-atlassen tevoorschijn werd gehaald. In één klap werd ik meegezogen door het prachtige kleurenpatroon, de veelzeggende tekeningen en landen die er nog steeds herkenbaar uitzagen. De ene pagina was nog mooier dan de andere. Het was begin januari en ik weet nog goed dat de geur van oliebollen doordrong tot het pand, maar voor even was ik in de vroegmoderne tijd.
Oog in oog
Deze ontdekking veranderde mijn kijk op archieven en primaire bronnen. Blijkbaar zat er een kern van waarheid in de woorden die ik aan het begin van het studiejaar had gehoord en kun je, als je vastzit met een onderzoek, soms antwoorden vinden door gewoon het archief binnen te stappen. Toen ik de kaarten zag, was ik niet bezig met een onderzoek, maar ik snapte wel direct waarom het belangrijk is om oog in oog te staan met de bron: je krijgt zoveel meer informatie dan alleen de gegevens die online staan. Wat voor materiaal is er gebruikt, hoe voelt het, hoe ruikt het, hoe oud is het? Allemaal dingen die in eerste instantie misschien niet relevant lijken, maar het wel zijn.
Nieuwe inspiratie
Door mijn ervaringen in de Bijzondere Collecties begreep ik ineens de kracht van het archief. Alleen al door er doorheen te lopen krijg je nieuwe ideeën, die je verder helpen als je er zelf niet meer uitkomt. Het nut van primair bronmateriaal werd nog eens onderstreept bij een bezoek aan het Mauritshuis. Ik kwam er niet met de intentie om materiaal te verzamelen voor mijn essay over Wilhelmina van Pruisen, waar ik op dat moment mee bezig was, maar was blij verrast toen ik op een schilderij van haar stuitte. Wilhelmina keek me recht in de ogen aan, tegenover haar hing een schilderij van haar man Willem V. De twee verschilden zo van elkaar dat het me in mijn onderzoek het beste had geleken om ze gescheiden te houden, maar nu ik de twee schilderijen tegenover elkaar zag hangen, besefte ik ineens dat verschillen juist de kracht van Wilhelmina toonden. Zij was immers degene die knopen doorhakte omdat haar man dit niet deed. Zou ze deze rol ook hebben gehad als Willem wél een bekwame stadhouder was geweest? Plotseling wist ik welke richting ik op wilde met mijn essay, en dit alles omdat ik toevallig tegen twee schilderijen aanliep.
Liefde voor de archieven?
Ik was verbaasd dat zelfs de ligging van primair bronmateriaal kan helpen bij een onderzoek. Plotseling besefte ik dat ik waarschijnlijk tot meer ontdekkingen was gekomen, als ik het had aangedurfd om het archief binnen te stappen. Ook al gebruik je de archiefbron niet direct, het verandert de kijk op het onderwerp. Hoewel ik me nog steeds ongemakkelijk voel bij het betreden van het archief zal ik het in de toekomst vaker proberen te doen, al is het alleen maar om een band te krijgen met het onderwerp dat je behandelt. Internet kan veel voor ons doen, maar historische sensatie overbrengen gaat gewoonweg niet.
Door Inge Kleefman.
Inge Kleefman (1999) behaalde eerst een propedeuse journalistiek op hogeschool Windesheim en is daarna begonnen aan een studie geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, waar ze nu in haar tweede studiejaar zit.
Eén gedachte over “Liefde voor de Archieven: Het archief – Beter dan internet?”
Reacties zijn gesloten.