Schaduwarchief
Een van mijn eerste archiefbezoekjes ooit was aan het NIOD. Op de vraag of ik foto’s mocht maken, volgde een uitbundig “túúrlijk!” En fotograferen deed ik. Ik gunde me amper de tijd om te bekijken wat ik eigenlijk fotografeerde. Een dag later kwam ik terug en ging ik vrolijk verder; dat “tuurlijk” van een dag eerder galmde nog na.
Maar dat heb ik geweten. Stel je voor: je zit eindelijk eens in een heus archief en doet ondertussen net alsof je er al jaren komt. Niemand wil immers een groentje lijken. Dus je kijkt zo nu en dan met een blik vol historische wijsheid om je heen. Die dag wandelde een andere heer rond in de leeszaal. Op een gegeven moment had hij door dat ik wild aan het fotograferen was en hij brulde me toe “wat ik dacht dat ik aan het doen was.”
Nou ja, brullen, het voelde als een orkaan van geluid in die doodstille studiezaal. Ik stotterde fluisterend terug: “Ik heb hier toestemming voor.” Hij moest niets van een fluistertoon weten, want ik kreeg andermaal de wind van voren: “Dat is een misverstand. Op deze manier ontstaat er een schaduwarchief!” Ik bewoog mijn rode hoofd begrijpend op en neer. Ondertussen voelde ik de onderzoekers om mij heen denken: groentje.
Ik heb nog een half uur verdoofd door wat archiefstukken zitten bladeren en ben vervolgens stilletjes vertrokken. Sindsdien vraag ik altijd drie of vier keer of ik foto’s mag maken als ik een voor mij nieuw archief bezoek. Ik krijg doorgaans diezelfde túúrlijk als reactie, maar ik blijf op mijn hoede.
Gedragsregels
Wat mij tijdens bezoeken aan archiefinstellingen het meest is opgevallen, is de grote diversiteit aan regels. In de meeste archiefinstellingen waar ik kom, is fotograferen toegestaan. De verschillen met betrekking tot het aantal archiefstukken dat je tegelijkertijd mag bekijken zijn groter. Zo mag je in Het Utrechts Archief maximaal drie archiefstukken tegelijk aanvragen mits je je ID-kaart laat zien. Is jouw aanvraag gereed, dan krijg je dat op schermen te zien terwijl je aan het wachten bent in de studiezaal.
Bij het Katholiek Documentatie Centrum (KDC) zijn ze blijkbaar wat optimistischer gestemd over de bezoekers, want daar heb ik nog nooit iemand om een ID-kaart horen vragen. En ben je enthousiast en vraag je allerlei verschillende stukken aan? Geen probleem, de medewerkers komen rustig met een kar vol historisch materiaal aanrijden. “Succes!” In het Archief- en Documentatiecentrum van de Gereformeerde Kerken (ADC) hoorde ik onlangs toevallig dat je met maximaal twee archiefdozen tegelijk aan de slag mag. Maar daar staat tegenover dat je ze zelf uit de kluis mag halen. Intussen weet ik ook hoe de kluisdeur open en dicht moet. Het nadeel is overigens wel dat je keer op keer met de neus op alle nog door te werken meters wordt gedrukt als je een nieuwe archiefdoos komt halen.
Koffie
Archiefstukken zijn uniek en kwetsbaar, dus daar ben je zuinig op. Het laatste wat je wilt is dat je met koffie morst. Dus drink je geen koffie als je boven je archiefstukken hangt. Zo lijken ze erover te denken bij onder meer het NIOD en Het Utrechts Archief. Zeker in het statige pand van het NIOD was er geen haar op mijn hoofd die eraan dacht om te vragen om koffie; al helemaal niet na het brulincident.
Maar – dat is althans mijn theorie – naarmate je vaker in een archief komt en de medewerkers je doorgaande geploeter met vertederde blik aanschouwen, groeit de kans dat ze je een kopje koffie aanbieden tijdens je arbeid. Zo vergaat het me in bijvoorbeeld het KDC en het ADC. Natuurlijk wordt er aanvankelijk bij gezegd dat je voorzichtig moet zijn, maar op een gegeven moment ben je er zo aan gewend geraakt dat je je amper nog realiseert dat het risico’s met zich meebrengt. Toch probeerde ik het koffiedrinken en het werken in de archieven strikt gescheiden te houden.
Mensen als richtingwijzers
Ongetwijfeld hebben dit soort verschillen te maken met de grootte van het archief, de aard van het aangevraagde materiaal en het karakter van de medewerkers en vrijwilligers. En natuurlijk zal meespelen dat je privileges krijgt zodra je kind aan huis bent. In mijn geval gold dat vooral voor het KDC tijdens mijn studie. De medewerkers daar hebben me haast vooruit geduwd tijdens mijn master in Nijmegen.
Zulke helden vind je ongetwijfeld in alle archieven: mensen met kennis van zaken, die weten wat er in de archieven zit en hoe je de relevante stukken kunt vinden. Zulke mensen heb je nodig om wegwijs te worden in de archiefschatten. Mijn ontzag voor archiefstukken is intussen wat weggezakt. Maar er kwam iets voor in de plaats: een diep respect voor de mensen die er werkzaam zijn – of ze de regels naar hun hand zetten of niet.
Door Christoph van den Belt.
Christoph van den Belt (1991) studeerde Geschiedenis aan de Radboud Universiteit. Tijdens zijn studie hield hij zich voornamelijk bezig met persgeschiedenis, wetenschapsgeschiedenis en religiegeschiedenis in de 19e en 20e eeuw. Sinds november 2016 is hij verbonden aan de Vrije Universiteit en de Christelijke Hogeschool Ede, waar hij werkt aan een proefschrift over de geschiedenis van het Nederlands Dagblad en het Reformatorisch Dagblad in de periode 1960-heden.
Eén gedachte over “Liefde voor de Archieven: Archiefculturen”
Reacties zijn gesloten.