Na de val van de muur was voor veel nieuwe Oost Europese staten het doel om lid te worden van de Europese Unie. Deze wens werd door Denemarken vanaf het begin gesteund, wat uiteindelijk leidde tot de aanname van de ‘regatta aanpak’: op de conferentie in Luxemburg (1997) besloot de Europese raad de onderhandelingen te openen met alle aanvragers. Denemarken had hier, met behulp van Zweden, hard voor gestreden, ook al zouden er geen directe economische voordelen voor Denemarken volgen.
De reden dat ze zich zo inzetten ligt bij hun eigen nationalisme, waarin een sterk gevoel van gemeenschap en gelijkheid centraal staat. Dit is terug te zien in de Deense verzorgingsstaat en democratie. Denen zorgen voor elkaar en roepen elkaar tot de orde waar nodig. Dit klinkt door in hun buitenlandbeleid.
Een andere reden waarom Denemarken zich het lot van de nieuwe Oost Europese staten aantrok was het idee dat het de Deense plicht is om vrede en veiligheid te handhaven. Indien maar een aantal staten door de EU toegelaten zouden worden, zou dit een demotiverend effect hebben op de staten die achterblijven. Het gevolg zou kunnen zijn dat deze staten terugvallen en onrust ontstaat. Deze zou op zijn beurt voor onrust zorgen in de regio en dus ook effect hebben op de EU zelf. Uiteindelijk zou het dus in het belang van de EU zijn dit te voorkomen, niet alleen vanwege vrede en veiligheid, maar ook om stabiliteit te kunnen garanderen voor de internationale handel. Het ‘grotere goed’ is voor Denemarken dus zeer belangrijk: de Deense toekomst ligt verweven met die van de EU, dus om eigen voorspoed te garanderen moeten ze over grenzen heen kijken.
EERST DE LONGREAD LEZEN? DEZE VIND JE HIER.
http://issuu.com/jongehistorici/docs/54_mechteld_bous?e=3845706/34400893