Ieder jaar worden er weer honderden historische boeken uitgebracht. Maar ongeacht je interesse en de bestaande historiografie, primaire bronnen, in al hun soorten en maten, blijven essentieel voor geschiedkundig onderzoek. De komende weken keren we “Terug naar de bron,” en laten we Jonge Historici aan het woord over hun meest waardevolle historische bron. Deze week vertelt Maddie van Leenders over Oral History en de interviews die zij afnam voor haar onderzoek naar het sociale beleid van Philips.
“Maar inderdaad, qua verzorging en sociale aspecten, daar kun je donder op zeggen, en daar hing heel die wereld toch van aan mekaar. Omdat ze toch redelijk betaalden, altijd goed betaalden, naar onze begrippen, vanuit de arbeider gezien. Je kon nergens beter zitten”, aldus de conclusie van Kees over zijn werkgever.
Het bedrijf waar Kees over vertelde, was het Nederlandse elektronicaconcern Philips. Het bedrijf opende in 1891 in Eindhoven haar deuren en werd in de decennia erna één van de grootste werkgevers in de regio. De erfenis van Philips is in Eindhoven en omgeving niet alleen nog steeds zichtbaar, maar ook voelbaar bij de vele generaties die er jarenlang gewerkt hebben. Philips was bovendien niet zomaar een werkgever: in de twintigste eeuw bouwde het bedrijf aan uitgebreide sociale voorzieningen voor haar personeel, variërend van opleidingen op allerlei niveaus tot een eigen gezondheidszorg, huisvesting en vormen van vermaak, waardoor Philips’ armen voor lange tijd verder reikten dan de werkvloer.
Vandaag de dag is het bijna ondenkbaar dat je als werknemer niet alleen voor een bedrijf werkt, maar ook naar diens apotheek gaat, in een bedrijfshuis woont en ’s avonds ook nog bij de sportvereniging samenkomt met je collega’s. Wat vonden de werknemers daar zelf nou eigenlijk van? Waren ze opgelucht dat deze – in de literatuur als bedrukkend beschreven – sociale voorzieningen uiteindelijk verdwenen? Of werden deze voorzieningen door werknemers juist als positief ervaren? Deze vragen hielden mij vorig jaar bezig tijdens mijn onderzoek naar Philips’ sociale beleid. De literatuur kon mij hier echter geen antwoord op geven. Daarom besloot ik om zelf op zoek te gaan naar antwoorden, met behulp van oral history.
Onder deze laatste term worden doorgaans persoonlijke, diepgaande verhalen verstaan, die door middel van interviews verzameld worden. Wat oral history vooral zo bijzonder maakt, is het inzicht dat het geeft in de ervaringen van gewone mensen en hun waardering en betekenisgeving aan historische gebeurtenissen. Bovendien biedt het interviewen de mogelijkheid om de bron specifieke vragen te stellen over wat jij te weten wilt komen. Bij een egodocument, zoals een dagboek of brief, gaat dit bijvoorbeeld niet.
Desondanks brengt de methode ook uitdagingen met zich mee. Allereerst heb je niet te maken met een statische, schriftelijke bron, maar met een hele dynamische. Niets is namelijk zo veranderlijk als de mens en zijn herinneringen. Herinneringen worden bijvoorbeeld vaak in verband gebracht met de hedendaagse context, waardoor herinneringen anders worden ingevuld. Daarnaast kunnen verschillende mensen over één historische gebeurtenis uiteenlopende herinneringen hebben. Tot slot merk je tijdens de gesprekken dat respondenten vaak niet in specifieke jaartallen praten, of rekening houden met afgebakende onderzoeksperiodes (en soms ook vragen). Daarom is voldoende achtergrondkennis over het thema een vereiste: niet alleen om de verhalen van mensen te kunnen plaatsen en volgen, maar ook om gerichte vragen te stellen en mensen ‘helpen te herinneren’.
Desalniettemin bleek oral history voor mij niet alleen een leerzame, maar ook een vruchtbare aanpak. In totaal heb ik tien (oud-)Philips-medewerkers geïnterviewd, die in de periode 1960-1990 bij Philips hebben gewerkt. Ik heb ze vooral gevraagd in hoeverre zij gebruikmaakten van Philips’ sociale beleid en wat ze hiervan vonden. Mijn verwachting was dat ze de voorzieningen als ouderwets of als bemoeienis zouden beschouwen. De literatuur had immers ook al eens genoemd dat deze gevoelens onder andere de afbraak van het gehele sociale beleid hadden veroorzaakt. De interviews vertelden mij verrassend genoeg een ander verhaal.
Allereerst kwam ik erachter dat niet iedereen in even grote mate gebruik had gemaakt van het sociale beleid: dat ging vooral op voor de werknemers die zelf ook echt in Eindhoven woonden en die in de jaren zestig en zeventig bij Philips begonnen waren. Bij de tweede groep, die in de jaren tachtig begonnen was, lagen vooral de reorganisatieslagen in de jaren negentig verser in het geheugen, wat ook afbreuk deed aan hun trotsgevoel voor het bedrijf.
Het meest interessante was de ontdekking dat het sociale beleid helemaal niet als ouderwets of als bedrukkend werd ervaren: degenen die de hoogtijdagen ervan hadden gekend, vonden het juist goed geregeld, gemakkelijk en vanzelfsprekend. Dat het sociale gezicht van het bedrijf verdween werd dan ook door de meesten betreurd, oftewel in de woorden van respondent John: “Van een echt sociaal bedrijf tot, ja, zal ik zeggen, centen verdienen.”
Mijn kleine oral history-projectje leidde dus tot een totaal andere conclusie dan ik verwachtte. Zonder deze persoonlijke gesprekken was ik daar nooit achter gekomen. Verder zorgt oral history ervoor dat je echt met historisch veldwerk bezig bent, waarbij je zelf mensen gaat zoeken, contacteren en interviewen. Een gesprek brengt je daarnaast zo dicht mogelijk bij het verleden: de respondenten hebben er immers zelf deel van uitgemaakt. Zo worden grote historische ontwikkelingen, zoals het paternalistische gedrag van werkgevers ten opzichte van hun werknemers eind negentiende en twintigste eeuw, ineens levendig, persoonlijk en heel dichtbij.
Op dit moment studeert Maddie Publieksgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en loopt ze stage bij het Airborne Museum ‘Hartenstein’ te Oosterbeek. Haar bachelor Geschiedenis rondde ze af aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, waar ze vooral vakken volgde over sociale, economische en demografische geschiedenis en de Oudheid. Voor haar bachelorscriptie over het sociale beleid van Philips interviewde ze 10 oud-werknemers.