De Feniciërs zijn een volk dat we voornamelijk kennen uit de beschrijvingen van anderen. De Oude Grieken zagen hen als wellicht hun grootste rivalen op zee: barbaren die voornamelijk getypeerd worden door inhaligheid, maar ook te respecteren waren om hun maritieme vaardigheid. Ook in het Oude Testament komen Fenicische stadsstaten als Sidon en Tyrus aan bod, maar dan vooral als negatieve polytheïstische invloeden die het Volk Israël verleiden tot de verering van andere goden dan Jahweh. Het is dan ook jammer dat we veel minder bronnen hebben die door de Feniciërs zelf zijn achtergelaten. In De Feniciërs: De Grootste Zeemogendheid uit de Oudheid probeert de Russisch-Amerikaanse historicus Vadim Jigoulov kort en bondig een portret van dit mysterieuze volk te geven dat gestoeld is op bronnen van zowel andere volken als wat de Feniciërs zelf hebben achtergelaten.
Een volk door de ogen van anderen
Jigoulov geeft dus meteen al aan de Feniciërs te willen beschrijven aan de hand van bronnen vanuit verschillende perspectieven. Dit doet hij inderdaad, maar helaas ontkomt ook hij er niet aan dat het meeste dat wij over hen weten toch uit de bronnen van niet-Feniciërs komt. Zelfs de titel van zijn boek, geeft hij zelf toe, is eigenlijk een term die door buitenstaanders aan de stadstaten aan de kust van Libanon en het noorden van het huidige Israël is toegekend:
We zullen ook zien dat de term “Feniciërs” er een was van buitenstaanders, met het argument dat de “Feniciërs” zichzelf niet als een enkele etnische of culturele entiteit zagen; eerder hielden zij zich vast aan hun verschillende identiteiten als inwoners van individuele stadstaten (Sidon, Tyrus, Byblos), die toevallig dicht bij elkaar lagen.
Dat Jigoulov de term Feniciërs toch hanteert is dan ook meer voor het gemak, maar laat ook meteen zien hoe moeilijk het is om deze volkeren vanuit hun eigen perspectief te observeren. Ook de tijdsperiode die bekeken wordt is gekoppeld aan de geschiedenis van andere volken: Jigoulov begint zijn chronologie met de stichting van de Fenicische stadstaten rond 3000 v.Chr., maar in zijn tijdslijn wordt toch vooral de opkomst en ondergang van rijken als Egypte, Assyrië, Babylonië, Perzië, de rijken van Alexander de Grote en diens opvolgers benoemd. De chronologie eindigt met de komst van Rome in de Levant, waarna de Feniciërs als concept vervagen uit de geschiedenis, al blijven hun steden gewoon voortbestaan.
Weinig nieuws
Het boek is opgedeeld in ongeveer twee delen. Allereerst bekijkt Jigoulov de tekstuele bronnen die beschikbaar zijn over de Feniciërs. Je krijgt niet het idee dat hij hierbij veel nieuws bespreekt: de teksten van de Grieken en de Israëlieten krijgen meer aandacht dan de weinige inscripties die de Feniciërs zelf hebben achtergelaten, al krijgen deze wel hun eigen hoofdstuk. De tragiek van het bestuderen van de Feniciërs is dat er om onduidelijke redenen simpelweg heel weinig tekstuele bronnen zijn overgebleven, ondanks het feit dat het eerste alfabet door de Feniciërs is uitgevonden en geëxporteerd als rivaal en uiteindelijk vervanger van het spijkerschrift en hiërogliefenschrift. Deze tekstuele bronnen bestonden ooit wel en worden genoemd door bijvoorbeeld Griekse schrijvers, maar ze zijn zo goed als allemaal verdwenen. Jigoulov betreurt dit ook maar kan er helaas weinig over zeggen om het te verklaren:
Of literaire werken ooit bestonden maar de tand des tijds niet hebben doorstaan is een openstaande vraag omdat we geen materiaal hebben om te analyseren, en we dat ook waarschijnlijk nooit zullen hebben.
Het dichtste dat Jigoulov komt bij een theorie over dit gemis, is de verklaring dat de Feniciërs langere teksten waarschijnlijk op papyrusrollen en/of perkament hebben geschreven, en dat deze makkelijk afbreekbare materialen simpelweg de eeuwen niet hebben overleefd. Deze verklaring is enigszins teleurstellend aangezien er wel degelijk bronnen terug zijn gevonden die op deze materialen zijn geschreven, maar vermoedelijk is dit wel de simpele waarheid. Hier kan Jigoulov niet veel aan veranderen.
Het tweede deel van het boek, waarin zaken als handel, numismatiek en religie worden beschreven, is dan ook voornamelijk afhankelijk van archeologische vondsten. Deze indeling is af en toe wat onhandig, omdat in het tweede deel van het boek ook onderwerpen worden besproken waar de tekstuele bronnen die beschikbaar zijn waarschijnlijk best voor gebruikt kunnen worden. Het boek zou wellicht meer gebaat zijn geweest bij een simpele indeling op basis van specifieke onderwerpen in plaats van het type bronnenmateriaal dat beschikbaar is.
Een boek voor studenten
Eerlijkheid dient te zeggen dat De Feniciërs vrij zakelijk overkomt. Het doet denken aan een tekstboek voor een student Oudheidkunde dat dient als een eerste introductie tot een onderwerp. Het boek blijft namelijk redelijk op de oppervlakte en is daarnaast vrij kort en bondig. Wellicht dat dit ook komt door het onderwerp waar, zoals herhaaldelijk gezegd, simpelweg niet zo heel veel over bekend is. Hier is niet perse iets mis mee, aangezien Jigoulov dit boek vermoedelijk met dit doel voor ogen heeft geschreven. Als zodanig vervult het zijn taak redelijk goed en her en der staan interessante feiten over de Fenicische cultuur. Een interessant weetje dat bijvoorbeeld naar voren komt is dat de Feniciërs de dwerggod Bes van de Egyptenaren hadden overgenomen, en dat deze redelijk veel werd vereerd in de Fenicische steden. Toch krijg je na het lezen van dit boek niet per se het idee dat Jigoulov radicaal nieuwe opvattingen of ontdekkingen presenteert. Ik zou het boek dus voornamelijk aanraden aan deze doelgroep: studenten en nieuwkomers tot het onderwerp van het Oude Nabije Oosten. Voor kenners van het onderwerp zal in De Feniciërs: De Grootste Zeemogendheid uit de Oudheid niet veel nieuws staan.
Door Tim de Wit
Steun Jonge Historici, bestel dit boek via Athenaeum Boekhandel
Lees hier meer over ons affiliate partnerprogramma
Vadim S. Jigolouv, De Feniciërs, de grootste zeemogendheid uit de Oudheid (oorsp. The Phoenicians: Lost Civilizations)
Uitgeverij Omniboek, 2022. 272 pagina’s.
ISBN: 9789401918985
€ 25,00
Tim de Wit (1992) is afgestudeerd als historicus aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en de University of Georgia. Hij specialiseert zich in Amerikaanse negentiende-eeuwse geschiedenis – specifiek die van het Amerikaanse Zuiden, de Amerikaanse Burgeroorlog en het overheidsbeleid ten opzichte van Native Americans. In het kader van het laatste heeft hij onderzoek ter plaatse gedaan in Oklahoma over hoe de lokale volken de Amerikaanse Burgeroorlog beleefden. Tegenwoordig is hij werkzaam op het International Office van de VU en geeft hij groepsrondleidingen op de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog.