Waar is de geschiedschrijving met grote halen gebleven? Waar zijn de historici als Toynbee, Hobsbawm en Edward Gibbon gebleven, die het lef hadden om eeuwen of zelfs millennia aan hun inzichten te onderwerpen? Er viel misschien wat op aan te merken, die kolossale projecten, maar soms kijken we met weemoed terug naar de tijd van lef en veelomvattende narratieven. En eerlijk is eerlijk: er zijn genoeg megalomane studies waarin het nog altijd moeilijk gaten schieten is, dus het kán. Niettemin is inzoomen de mode, tot groot verdriet van José Enrique Ruiz-Domènec.
Grote verhalen
De 75-jarige Spaanse mediëvist, die in eigen land nogal wat bekendheid geniet, is in De droom van Odysseus volledig in de ban van nostalgie naar die grote, literaire geschiedschrijving van weleer. Een obsessie van historici met steeds kleinere details en onderzoeksvelden, fulmineert hij op de eerste pagina’s, maakt dat we als academische discipline wegzakken in een “kabinet van prullaria” dat “geen enkele waarde” heeft voor de mens. Toe maar! Hij kondigt aan de “latente structuur van [de] beschavingen” van de Middellandse Zee te gaan ontrafelen, en zo de erfenis te vinden “die Europa heeft gesmeed.” De één zal het met ergernis en scepsis lezen, de ander maakt het nieuwsgierig. Ondergetekende behoorde tot de tweede categorie.
Omgevallen boekenkast
Helaas blijkt De droom van Odysseus een onnavolgbaar boek. Ruiz-Domènec stelt zijn hele academische leven lang gedroomd te hebben van dit project, en het moet gezegd dat hij schrijft als een bezetene. Maar door welk idee hij dan precies bezeten is geweest, blijft buitengewoon vaag. Zijn studie is een min of meer chronologische – hoewel in één zin soms zeven eeuwen vooruit wordt gesprongen, en dan weer tien terug – cultuurgeschiedenis van de Middellandse Zee, van 1177 v.Chr. tot de coronapandemie. Die volledige Mediterrane geschiedenis, waarin ergerlijk genoeg nauwelijks plaats is voor de Afrikaanse helft van de Zee, wordt vervolgens verklaard aan de hand van één idee, een allesomvattende bouwtekening. Die heeft iets te maken met de mythe van Odysseus. Volgens Ruiz-Domènec is diens zwerftocht van 10 jaar een soort archetype dat steeds terugkomt in de geschiedenis (of “het wentelende wiel van tijd”, zoals hij het noemt) van Zuid-Europa. Want nogmaals: de Mediterrane wereld is voor de Spanjaars toch vooral het Iberisch schiereiland, Italië en Griekenland.
Wat volgt is een eindeloze opsomming van namen en jaartallen. Het is vaker niet dan wel duidelijk wat het relaas te maken heeft met de nochtans constant herhaalde claim over “de droom van Odysseus.” Het is vaak zelfs moeilijk het verband te ontwaren tussen een zin en zijn paragraaf. Waarom lezen we middenin een hoofdstukje over Dante ineens dat een ander boek, Le roman de Perceforest, een favoriet van Edward III was, “en [van] zijn moeder Elizabeth de Valois, een Lady Di van die tijd.” De vergelijking wordt niet uitgelegd, Elizabeth heeft niets met Dante te maken, Le roman de Perceforest evenmin. Waarom dan deze zin? Hier is sprake van een typische omgevallen boekenkast: een opsomming die geen enkele functie heeft, behalve het tentoonstellen van de kennis van de schrijver. Daardoor is het lezen van dit boek een soort koortsdroom, een brei van fragmentjes en loze feiten (zo worden alle adressen van James Joyce in Triëst een halve pagina lang opgesomd), opgediend door een verhalenverteller die overtuigd is van zijn eigen meesterschap.
Dat laatste is een pijnlijke vergissing. De stijl is nu eens houterig als in een ruw manuscript dat van zin naar zinflard springt, en is dan weer eens overdadig als in het paarste proza. Wat moeten we bijvoorbeeld met dit fragment: “‘bravo Marco Polo,’ zeg ik bij mezelf, en aangezien deze loftuiting een bekentenis inhoudt,” (oh?), “keer ik terug naar zijn reis en verlaat die pas als ik me ervan heb overtuigd dat zijn weergave daarvan beantwoordt aan de mengeling van schroom en overdrijving die zo typisch is voor de mentaliteit van de mediterrane kooplieden.” Toe maar. De historicus trakteert ons op boude stellingen (er zou zonder Mohammed geen Karel de Grote zijn, bijvoorbeeld), onderbouwt vrijwel niets, en als hij dat doet, is het niet met feiten, maar met opmerkingen als deze: “als het waar is dat de reis een substituut is voor de liefde voor het obscure object van een onvervuld verlangen, dan is het ook waar dat identiteit een narcistisch project is.” Dit zijn niet de bouwstenen voor een degelijk historisch onderzoek, zelfs niet voor een experimenteel Groot Verhaal.
Een raadsel
De paar glimpen die we kunnen opvangen van een rode draad, blinken vervolgens uit in nietszeggendheid. Volgens Ruiz-Domènec is de Mediterrane cultuur ontstaan door netwerken van handel en culturele uitwisseling, wordt die gedreven door de avontuursgeest, en is die ingebed in een sterk aanwezig verleden dat dreigt een pretpark voor toeristen te worden. Niets van dit alles ontbreekt op de achterflap van Grand Hotel Europa. Bovendien wordt het allemaal erg geromantiseerd, tot het kolonialisme aan toe. Columbus? Een inspirerende man, als we het Ruiz-Domènec vragen. Een visionair en een genie zelfs, en zij die wijzen op zijn misdaden hebben niet begrepen dat hij slechts de droom van Odysseus diende.
Misschien dat dit vleugje conservatisme het raadselachtige succes van Ruiz-Domènec kan verklaren. Het land dat nog altijd Columbusdag viert en waar geschiedenisboeken met een positieve versie van het kolonialisme steevast de bestsellerlijst halen, is niet vies van dit type romantiek. Maar dit is speculatie, ingegeven door verbijstering. Hoe dan ook lijkt het me heel sterk dat het succes van De droom van Odysseus in andere landen zal worden herhaald, laat staan bij historici. Want met serieuze geschiedschrijving heeft dit weinig te maken, en voor een prikkelend gedachte-experiment is het toch echt nodig om duidelijk te maken wat dat experiment nou precies behelst. Wat rest is een prachtige uitgave van Meulenhoff, en een plotselinge zin in kleine, degelijk onderzochte verhalen.
Door Gijs van Engelen.
José Enrique, De droom van Odysseus, vert. Jos den Bekker.
Uitgeverij Meulenhoff, 2023. 509 pagina’s.
ISBN: 978-90-290-9643-0
€34,99
Steun Jonge Historici, bestel dit boek via Athenaeum Boekhandel
Lees hier meer over ons affiliate partnerprogramma
Gijs van Engelen (1996) is historicus en literatuurwetenschapper. Hij schrijft voor De Zelfspodcast en Taalpolitie, en is bezig aan een roman.