De film ‘Pride’ (2014) gaat over homoseksualiteit en homoactivisme in het bijzonder. Je kunt op je klompen aanvoelen dat zoiets in opspraak gaat komen. Bij het filmfestival in Cannes dit jaar kreeg ‘Pride’ dan ook een staande ovatie èn de onafhankelijke Queer Palm award. Deze award is uitgereikt omdat het onderwerp ‘homoseksualiteit’ op een goede manier wordt aangesneden in de film. De Motion Picture Association of America, die in de Verenigde Staten onder andere leeftijdsadviezen verzorgt, adviseerde echter dat ‘Pride’ niet door jongeren onder zeventien zonder ouderlijke begeleiding bekeken mocht worden. Hoewel expliciete seksscènes afwezig zijn en op slechts enkele maar memorabele momenten goed grof Brits taalgebruik plaatsvindt, was er kennelijk voldoende reden om deze film dus met een ‘R’ van ‘Restriction’ te labelen. De echte reden is volgens veel critici het onderwerp van de film: homoseksualiteit.
Matthew Warchus, die naast een eerdere film vooral als toneelregisseur faam heeft vergaard, baseerde zijn nieuwste project op een waargebeurd verhaal dat zich afspeelt in het Verenigde Koninkrijk in 1984. Het beleid van premier Margeret Thatcher (1979-1990) betekent voor twee zeer diverse groepen een moeilijkere positie in de Britse samenleving. De mijnwerkers, die in de jaren voor 1984 de werkgelegenheid geleidelijk zien verdwijnen, dankzij overheidsbeleid en economische crisis in de koolmijnindustrie, krijgen de plannen van Thatcher voor hun kiezen: 70 mijnen worden gesloten. De mijnwerkers steunen op hun vakbond, de National Union of Mineworkers, om hun mijnen en dus hun bron van inkomsten, open te kunnen houden. De Britse mijnwerkersvakbond besluit de verslechterde verhouding tussen henzelf en Thatcher niet langer te tolereren en draagt de haar leden op te gaan staken.
Homo’s en lesbiennes zien tegelijkertijd hoe hun positie in de maatschappij verslechtert, door het overheidsbeleid van Thatcher en door de eerste kennismakingen met aids, een ziekte die in de jaren ’80 bijna uitsluitend aan homoseksueel geslachtsverkeer gelinkt wordt. We zien in de eerste scenes hoe een aantal van hen tijdens de Lesbian and Gay Pride March in London de supportgroep LGSM (Lesbians and Gays Support the Miners) opricht. Ze hebben de dezelfde vijand als de mijnwerkers en hopen met hun geldinzamelingen op meer solidariteit tussen de beide groepen. Veel mijnwerkers blijken niet gediend van de financiële steun van de ‘perverts’, zoals ze later in de krant genoemd worden. Na heel wat telefoontjes besluiten een aantal dorpen het geld wel aan te nemen. Ze weten dan nog niet wie de LGSM zijn. Een culture clash tussen de bewoners van een aantal dorpjes in Wales en een groep homo’s en lesbiennes uit de grote stad is het gevolg.
Er is veel aandacht voor de individuele problemen van de LGSM-leden en de mijnwerkers. Deze botsing tussen twee culturen wordt in deze film telkens opnieuw onder de aandacht van de kijker gebracht. Aids, geweld, verlies van dierbaren en de strijd om acceptatie binnen de familie worden belichaamt in de afzonderlijke leden van de LGSM. Ook bij de mijnwerkers wordt ons een kijkje in hun levens gegund. Visuele contrasten spelen hierbij een grote rol. Waar de leden van de LGSM veel van hun tijd doorbrengen in vrolijke, gekleurde omgevingen in London, verandert de sfeer zodra we in het grauwe Wales aankomen. Heftige kleuren contrasteren zo met grijs- en bruintinten en ruwe met gladde oppervlakken. De contrasten versterken de samenbrengende boodschap van de film. Want ondanks de vele verschillen, zijn het uiteindelijk de overeenkomsten die tellen. De LGSM-leden en de mijnwerkers proberen elkaars problemen te begrijpen en realiseren zich zo dat ze elkaar kunnen en moeten helpen. Wat begint als een samenwerking tussen twee verenigingen, verandert geleidelijk in een verbond tussen mensen. De samenwerking tussen de LGSM-leden en de mijnwerkers, gesymboliseerd door de ineengeslagen handen op de vlag van de Union en de brug waarover LGSM-leden rijden om in Wales te komen, blijkt uiteindelijk een gouden greep.
Warchus heeft zich in ´Pride’ zeer nauwkeurig gehouden aan de gebeurtenissen die in 1984 hebben plaatsgevonden. Deze zijn voor een groot deel terug te lezen in de archieven van de LGSM en kranten en tijdschriften uit 1984. Soms is het moeilijk te geloven, maar ‘Pride’ is een waargebeurde feel good-film. Warchus maakt vooroordelen juist tot onderwerp van zijn scherpe, grappige dialogen. Zijn achtergrond als toneelregisseur vindt uiting in de mooie, soms emotionele zang- en dansscènes.
De enigszins dubieuze rating van de MPAA onderstreept de relevantie van homoseksualiteit in film. Blijkbaar wordt een film over een groep homoseksuelen in de Verenigde Staten niet geschikt geacht voor tieners zonder dat hun ouders mee kijken en hier en daar de kritische of erger nog, geruststellende noot aan toevoegen. De positieve boodschap van ‘Pride’ is duidelijk: tijden van crisis kunnen een maatschappij in plaats van angst, wantrouwen en verdeeldheid juist goede dingen brengen, zoals acceptatie van de ander en samenwerking naar een hoger doel. ‘Pride’ is een oogstrelende herinnering aan het goede in de mens.
Emma de Cort (23) studeert Geschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Ze werkte mee aan het digitaliseringsproject Gerson Digital van het RKD-Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis in samenwerking met Nederlands Interuniversitair Kunsthistorisch Instituut in Florence. Momenteel schrijft ze haar thesis over de representatie van de Middeleeuwen in het Milanese magazine L’Illustrazione Italiana ten tijde van het Fascisme.