Films en tv-series over de Amerikaanse inbreng in de Tweede Wereldoorlog gaan vaak over de strijd van heldhaftige soldaten tegen onmenselijke nazi’s, waarbij er een zeer duidelijk onderscheid is tussen goed en kwaad. Het duurde echter tot 7 december 1941 – de aanval op Pearl Harbor – voordat de Verenigde Staten zich in die strijd mengden. Wat als de focus ligt op de periode daarvóór, toen het land officieel neutraal was, en Amerikanen hun eigen regering moesten trotseren om tegen de nazi’s in verzet te komen?
Transatlantic begeeft zich op dit interessante, grijzere terrein. De Netflix-serie, geïnspireerd door het boek The Flight Portfolio (2019) van Julie Orringer, komt uit de koker van Anna Winger (die ook Unorthodox creëerde), en gaat over de inspanningen van het Emergency Rescue Committee (ERC) om vluchtelingen voor het naziregime uit Europa te helpen ontsnappen. Deze echt-bestaande Amerikaanse organisatie, die van 1940 tot 1941 vanuit Marseille opereerde, slaagde erin om meer dan 2000 uitgewekenen naar de Verenigde Staten te laten emigreren, waaronder bekende artiesten en intellectuelen. Het is een intrigerend stukje onderbelichte geschiedenis.
Geforceerde lichtvoetigheid
Intrigerend is het ook dat in Transatlantic niet de nazi’s, maar het Vichyregime en vooral het Amerikaanse consulaat de meest directe antagonisten zijn. Centraal staan de verwoede pogingen van journalist Varian Fry (Cory Michael Smith), de representant van de ERC in Marseille, om visums te bemachtigen voor de vluchtelingen onder zijn hoede. Daarin wordt hij voortdurend tegengewerkt door de opportunistische consul Graham Patterson, die Amerikaanse handelsbelangen boven humanitaire overwegingen stelt, en de nogal karikaturale politiechief Philippe Frot. Door deze omstandigheden wordt Fry steeds meer gedwongen om buiten het boekje te gaan. Uitblinker Cory Michael Smith toont overtuigend Fry’s innerlijke strijd tussen principes en idealen terwijl hij zich aanpast aan een nieuwe realiteit, en tegelijkertijd worstelt met zijn homoseksualiteit.
Het is dan ook jammer dat de serie niet Fry, maar vooral zijn collega Mary Jayne Gold (Gillian Jacobs), de dochter van een rijke industrieel, als hoofdpersonage laat optreden. Bij haar mist de passionele bezieling die Fry zo intrigerend maakt, wat deels te wijten is aan Jacobs’ onovertuigende acteerwerk. Gold, die de ERC financiert met het geld van haar vader, is vastbesloten meer te zijn dan slechts ‘de bank’, en dit leidt haar naar een nogal onwaarschijnlijke samenwerking met de Britse spion Margaux en een kolderieke gevangenisuitbraak, waarbij haar schattige hondje Dagobert als afleidingsmanoeuvre fungeert. En dan is er ook nog haar geforceerde romance met de Joodse verzetsstrijder – en latere econoom – Albert Hirschman. Het is begrijpelijk dat de makers deze meer lichtvoetige elementen wilden toevoegen, maar ze leiden wel af van het belangrijke (en historische!) werk van de ERC, wat op zichzelf al interessant genoeg is.
Surrealistische feestjes
Al die overbodige elementen leiden ook af van de vluchtelingen zelf. In de Villa Air-Bel, de uitvalsbasis van de ERC buiten Marseille, verzamelt zich een bonte stoet aan eminente filosofen, schrijvers, en schilders, waaronder Hanna Arendt, Walter Benjamin en Marc Chagall, maar die zijn voornamelijk figuranten op de achtergrond. Over hun gewaagde ideeën en stijlen, waarmee ze de toorn van de nazi’s over zich afriepen, krijgen we vrijwel niets te horen. De makers verkozen vertier boven diepgang, en dus krijgen we wilde surrealistische feestjes te zien met bizarre kostuums.
Dit vermaak in onzekere tijden biedt wel hoop en troost. Transatlantic slaagt er met verve in om de Villa Air-Bel het aura te geven van een echt toevluchtsoord, waar vrije denkers zichzelf konden zijn. De prachtige vormgeving van de serie draagt hier aan bij. Het zonnige Marseille spat in levendige kleuren van het scherm af, de kostuums zijn smaakvol gekozen, en het lichtkorrelige filter geeft de serie een vintage allure die doet denken aan films als Casablanca (1942) – een inspiratiebron voor Winger.
Net als die klassieker durft Transatlantic ernst met speelsheid te combineren. Dit maakt dat de serie makkelijk wegkijkt en geen moment verveelt, maar ook wat oppervlakkig blijft. Een onderbelicht stukje geschiedenis wordt aan het licht gebracht, maar niet verder uitgediept. Hierdoor slaagt de serie wel als amusement, maar schiet zij als geschiedenisles tekort.
Door Steven de Boer
Transatlantic (2023) is te zien op Netflix
Steven de Boer (1999) is redacteur bij Jonge Historici en schrijft af en toe voor Historisch Nieuwsblad. Momenteel rondt hij aan de Universiteit Leiden een master Moderne Geschiedenis af, waarbij hij zich toelegt op het snijvlak tussen politiek, cultuur en nationale identiteit.