In het kader van de maand van de geschiedenis, met dit jaar als thema ‘vriend en vijand’ vraagt Marieke Oprel vandaag aandacht voor de geschiedenis van Duitsers in Nederland die door de Nederlandse regering na WO II tot vijand werden verklaard, terwijl zij vrienden waren.
Op 17 september 1944, vandaag exact 70 jaar geleden, nam de Nederlandse regering in ballingschap te Londen het Besluit Herstel Rechtsverkeer aan. Met dit wetsbesluit werden de richtlijnen voor het naoorlogs rechtsherstel binnen de grenzen van het Koninkrijk der Nederlanden vastgesteld.* Als gevolg van dit wetsbesluit en het Besluit Vijandelijk Vermogen van 20 oktober 1944, werden alle Duitsers, vriend én vijand, officieel tot vijand van de Nederlandse Staat verklaard.**
Maar: niet alle Duitsers waren werkelijk vijanden. Wat te denken van Karl Wilhelm Josef Stockmann, die al sinds 1924 met zijn gezin in Nederland woonde en gedurende de bezetting verschillende Nederlanders geholpen had, Joden en ‘kwetsbare studenten’ in zijn woning verborgen had en inbeslagname van Joodse eigendommen door de Duitsers had weten te voorkomen? Of van Frank Melles, die volkomen geaccepteerd was in de kringen van zijn Nederlandse anti-Duitse vrienden en die door koeriersdiensten op verschillende wijzen onderduikers geholpen had?
Tot op heden is er weinig aandacht besteed aan de Duitsers in het Nederlandse koninkrijk die niet het nationaalsocialisme aanhingen, maar loyaal waren aan Nederland en de geallieerde zaak.*** Voor deze Duitsers werd hun nationaliteit het criterium waarmee de Nederlandse regering hen uitsloot van de Nederlandse samenleving. Het bezitten, of juist het ontbreken, van een paspoort was (en is nog altijd!) hierbij doorslaggevend. Waar wij het paspoort doorgaans associëren met verre reizen en vakantiebestemmingen, oftewel vrijheid en mogelijkheden, werd voor de Duitsers in het Koninkrijk der Nederlanden het paspoort een mechanisme van uitsluiting. Zij maakten als vijand van de Nederlandse staat geen aanspraak op het Nederlandse staatsburgerschap dat het paspoort (re)presenteert.
Natuurlijk werden niet alle Duitsers op Nederlands grondgebied onterecht tot vijandelijk onderdanen verklaard. Een belangrijke vraag is dan ook: wie werden er door de Nederlandse regering allemaal tot de categorie ‘Duitsers’ gerekend? De groep (Rijks)Duitsers in het Koninkrijk der Nederlanden was namelijk heel heterogeen. Zo waren er mensen die in Nederland of bijvoorbeeld Nederlands-Indië geboren en opgegroeid waren, die niet of nauwelijks Duits spraken, maar die de pech hadden dat hun vader de Duitse nationaliteit bezat en nooit de moeite had gedaan, of het geld had gehad, om zich te laten nationaliseren. Hun Duitse paspoort bracht hen in een moeilijke positie. Ook Nederlandse vrouwen die voor de oorlog getrouwd waren met een Duitser en bij hun huwelijk de Duitse nationaliteit hadden aangenomen werden tot de categorie ‘Duitsers’ gerekend. En wat te denken van de Joden die al voor de oorlog vanwege Hitlers dreiging vanuit Duitsland naar Nederland waren gevlucht? Zelfs wanneer zij officieel stateloos waren, werden zij onder de categorie ‘Duitsers’ geschaard.
In het kader van ‘vriend & vijand’ wil ik één casus uitlichten, die van de Duitse smid Leonard Rütten. De ervaringen van de familie Rütten zouden een goed plot zijn voor een spannende detective, een James Bond of Mission Impossible–achtige actiefilm of wellicht zelfs een musical. Rütten, van origine een Rijksduitser, oftewel staatsburger van het Duitse Rijk, was een van de Duitsers die op grond van het Besluit Vijandelijk Vermogen tot vijandelijk onderdaan werd verklaard. Hoewel Rütten al sinds 1921 met zijn gezin in Nederland woonachtig en werkzaam was en in het bezit was van een verblijfsvergunning, was hij in naam nog altijd onderdaan van Duitsland. Hierdoor werd hij volgens de richtlijnen van de Nederlandse regering automatisch een vijand van de Nederlandse staat. Maar: Rütten had zich gedurende de bezetting helemaal niet ‘Duits’ of ‘vijandelijk’ gedragen. In tegendeel! Weliswaar had Rütten in 1943 na herhaalde oproep zijn dienstplicht vervuld, maar enkel uit angst voor represailles ten opzichte van zijn gezin en zonder de Duitse zaak te willen dienen. Hij was nooit lid geweest van de NSDAP, weigerde zijn kinderen naar de Duitse school te sturen en gaf drie mensen de mogelijkheid om tijdens razzia’s in zijn huis onder te duiken.
En daar bleef het niet bij. We kennen allemaal de heldhaftige verhalen van de geallieerden die het niet lukte de cruciale brug bij Arnhem in te nemen om zo eind 1944 de bevrijding van het noorden van Nederland te forceren. Maar wat veelal onbekend is, is dat uitgerekend een Duitser één van de andere bruggen in de regio verdedigde. In September 1944 had Leonard Rütten, toen hij de opdracht had gekregen na de luchtlandingen van de geallieerden de verkeers- en spoorbruggen over het Maas- en Waalkanaal bij Nijmegen te bewaken en indien nodig te laten springen, een Nederlander op de hoogte gesteld van de situatie. Mede hierdoor, en zijn besluit de Duitse orders niet uit te voeren, zijn de bruggen uiteindelijk intact gebleven.
Hoewel Rütten zich tijdens de bezetting duidelijk als vriend van de Nederlandse staat had gedragen, werd hij na de oorlog door de regering als vijand gezien en behandeld. Hij was vriend en vijand. Voor Rütten en zijn gezin had deze status vervelende consequenties: als vijandelijk onderdaan ging zijn vermogen rechtswegen in eigendom over op de Nederlandse Staat. Een slepende rechtszaak en jaren van onzekerheid volgden. Pas in 1951, nadat hij in hoger beroep gegaan was, kreeg Rütten de zo gewenste ontvijandingsverklaring. Een goede verhaallijn voor een musical toch? Ik zie het al voor me: “Nu in het theater, “Soldaat vóór Oranje, vriend en vijand”. Inclusief nagebouwde bruggen op een draaiend podium.
*Dit had tot gevolg dat niet alleen Duitsers in Nederland, maar ook Duitsers in onder meer Nederlands-Indië, Suriname en Curaçao door deze wetsbesluiten tot vijanden werden verklaard.
**Naast Duitsers hadden de wetsbesluiten ook betrekking op Italianen, Oostenrijkers en Japanners – kortom allen die onderdaan waren van een van de Axis-mogendheden.
***Het meest bekend is Operatie Black Tulip (2009) van Jan Sintemaartensdijk en Yfke Nijland, over de uitzetting van Duitse burgers na de oorlog. Interessant is ook Heimat in Holland (1995) van Barbara Henkes, over Duitse dienstmeisjes in Nederland in de periode 1920-1950. Een uitgebreide studie naar het beleid ten aanzien van Duitsers in het koninkrijk der Nederlanden, vormgegeven tijdens en uitgevoerd na 1945, ontbreekt echter.
Marieke Oprel (1990) studeerde Geschiedenis aan de VU, waar zij deze zomer haar Research Master in politieke geschiedenis afrondde. Haar scriptie betrof een interdisciplinair, verkennend onderzoek naar het naoorlogs ontvijandingsbeleid en rechtsherstel ten aanzien van vijandelijke onderdanen in Nederland. Op dit moment is zij als Project Officer verbonden aan de Graduate School of Humanities van de Faculteit der Geesteswetenschappen aan de VU en werkt zij aan een promotievoorstel