Ik ben in Koeweit, een klein oliestaatje ingeklemd tussen Irak en Saoedi-Arabië. Twee jaar geleden liep ik hier stage, en in zes maanden tijd veroverde dit land een bijzondere plek in mijn hart. Van mijn eerste echte salaris kocht ik een ticket terug: mijn vakantie breng ik dit jaar in de Golfregio door.
Mijn fascinatie voor dit gebied is onbegrijpelijk voor zowel medestudenten als locals. Arabisten zien de Golf dikwijls als een plek zonder geschiedenis en hebben vaak een voorkeur voor Egypte, Irak of Syrië: landen die al een bloeiende beschaving kenden toen wij in Europa nog in hutjes woonden. Mensen uit de omringende landen kijken om dezelfde reden neer op de Golfarabieren, de nouveau riche van het Midden-Oosten. Voor de exploitatie van de olie was Koeweit één van de armste landen ter wereld. Koeweiti’s worden nu geboren met de spreekwoordelijke gouden lepel in de mond, en de overheid zorgt voor hen vanaf het moment dat ze geboren worden tot het moment dat ze sterven. Het is moeilijk voor te stellen dat de grootouders van de jongeren die alles hebben wat hun hartje begeert – van de duurste auto’s en kleding tot plezierreisjes naar Europa – ooit in bittere armoede leefden. Het is één en al goud wat blinkt hier.
Mijn interesse in Koeweit is niet onopgemerkt gebleven: ik ben uitgenodigd voor een ontmoeting met een Koeweitse wetenschapper in de hoofdstad. Het is duidelijk dat ik lang weggeweest ben, want zonder te denken ga ik naast de taxichauffeur zitten die mij naar Koeweit Stad zal brengen. Binnen een halve minuut realiseer ik mij mijn fout: een vrouw zit altijd achterin de taxi. Mijn taxichauffeur schijnt het echter geen probleem te vinden. In tegendeel, hij beschouwt dit als een teken om vooral een gesprek te beginnen. Na de eerste beleefdheden uitgewisseld te hebben (‘Wat doe je in Koeweit?’, ‘Wat voor werk doe je?’) komt het gesprek op de Koeweitse geschiedenis.
Hoewel hij in Bangladesh geboren en getogen is, woont mijn chauffeur al ruim 20 jaar hier. Mijn interesse is onmiddellijk gewekt. “Hoe was het hier, 20 jaar geleden?”, vraag ik hem. En hij begint te vertellen over hoe anders Koeweit was toen hij hier voor het eerst kwam, twee decennia geleden. Koeweit Stad was nog maar een dorp vergeleken met nu. We rijden langs een simpel hotelletje. “Het eerste hotel dat in Koeweit geopend werd”, knikt hij. Dat was lang voor zijn tijd, ergens in de jaren ‘60. We passeren de woonwijken van de stad. Één voor één wijst hij ze aan: “Dat was er nog niet, dat daar ook niet, en die wijk bestond ook nog niet”. Overal wordt gebouwd, en nieuwe flatgebouwen verrijzen overal. De National Bank of Kuwait bouwt een futuristisch nieuw kantoor naast het al bestaande pand. Het is duidelijk dat er in 20 jaar veel gebeurd is, maar Koeweit is duidelijk nog niet klaar.
In Koeweit zijn er geen Middeleeuwse paleizen en kastelen, eeuwenoude moskeeën of overblijfselen van pre-islamitische culturen. Voor de toerist geïnteresseerd in geschiedenis is er bar weinig te zien of beleven hier. Dat wil echter niet zeggen dat Koeweit een land zonder geschiedenis is. Het land heeft zich de afgelopen 60 jaar razendsnel ontwikkeld, van een nomadische samenleving tot een op het Westen georiënteerde maatschappij waar Starbucks, Louis Vuitton en Porsche de dienst uitmaken. De traditionele dhows (zeeboten) zijn ingewisseld voor miljoenenjachten en jetski’s, kamelen kun je alleen nog vinden door ver de woestijn in te gaan – uiteraard met je peperdure SUV.
Voor wie in staat is om voorbij de wolkenkrabbers, neonlichten en winkelcentra te kijken, is er ook een ander Koeweit. Een land dat fors investeert in het behoud van de eigen muziek, waar je elke week gratis naar traditionele muziek uit de hele regio kunt luisteren. Een land waar het nieuwste park gewijd wordt aan de martelaren van de Golfoorlog. Een land waar de sporen van diezelfde oorlog nog overal aanwezig zijn – zichtbaar én onzichtbaar. Een land waar een groot deel van de bevolking nog met trots de traditionele kleding draagt, in plaats van de eeuwige spijkerbroek en het T-shirt. Een land waar ook de nieuwste winkelcentra nog het voorkomen hebben van een traditionele souq (markt). Een land dat traditionele boten bouwt die alleen nog voor de show dienen. Geen enkel land is zonder geschiedenis – je moet het alleen wél willen zien.
Brigitte van de Pas (1988) studeerde geschiedenis en Midden-Oostenstudies in Leiden. Tijdens haar studietijd woonde zij onder meer in Koeweit, waar zij stage liep bij de Nederlandse Ambassade. Brigitte blogt ook over haar buitenlandse avonturen op The Life And Times Of A Dutchie Abroad.